Advies SodM over gewijzigde zoutwinning Frisia in Harlingen

Frisia heeft bij de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor haar zoutwinningsactiviteiten een verzoek tot wijziging van het instemmingsbesluit voor het winningsplan Barradeel II ingediend. Hierin verzoekt Frisia de minister om in te stemmen met tot 40% grotere zoutcavernes (BAS-3O en BAS-4) dan in het huidige winningsplan is beschreven. De minister heeft SodM om advies gevraagd of dit een wijziging is waardoor de effecten van de winning kunnen veranderen. SodM wijst er in haar advies op dat er een risico is van extra bodemdaling op de lange termijn. In het huidige winningsplan is bepaald dat Frisia maximaal 30 cm bodemdaling mag veroorzaken. Op dit moment is de bodemdaling boven de BAS-4 caverne circa 29 cm. Er is geen rekening gehouden met de effecten na afloop van de winning.

Frisia verwacht haar cavernes tot in lengte van dagen onder druk te kunnen houden; alleen dan blijft de verwachte bodemdaling binnen de grenzen van het winningsplan. Echter, mocht er op enig moment in de tijd een scheur in de afgesloten caverne ontstaan, dan zal de druk in die caverne dalen waardoor het zout uit de omgeving toestroomt. Dat zal dan leiden tot extra bodemdaling.

Kritisch gekeken naar grootte zoutcavernes
In de Staat van de sector Zout heeft SodM aangegeven het onwenselijk te vinden dat cavernes steeds groter worden. SodM adviseert daarom op dit moment negatief op het voorstel van Frisia om het maximaal ondergrondse volume van de cavernes BAS-3O en BAS-4 elk te vergroten van 1 miljoen m3 naar 1,4 miljoen m3. Er is nog te veel onzekerheid hoe met name grote cavernes zich zullen houden, vooral vanaf het moment dat de winning is gestopt en de druk in de caverne oploopt. De vraag daarbij is of het mogelijk is een caverne honderden jaren op druk te houden; want alleen dan is extra bodemdaling te voorkomen.

Het scenario waarin de cavernes in zeer langzaam tempo verdwijnen, en de uitgestelde bodemdaling dus zeer langzaam (onmerkbaar) optreedt wordt door Frisia als enige scenario opgevoerd. Dit is een gedeeltelijke weergave van de werkelijkheid, die voorbijgaat aan andere scenario's die wel degelijk denkbaar zijn.
De Frisia cavernes zijn holtes met zout water op 2-3 km diepte in het steenzout. Dat is een situatie die op lange termijn niet stabiel is: uiteindelijk zal de holte verdwijnen. Op dat moment is sprake van ca. 5-10 cm extra bodemdaling. Voor het tempo waarin de cavernes verdwijnen zijn verschillende scenario's mogelijk. De variant van insluiten die Frisia beschrijft, waarbij men direct na beƫindiging van de winning de druk laat oplopen, minimaliseert de directe bodemdaling. De druk gaat vervolgens echter oplopen in de caverne, doordat de pekel opwarmt en het omliggende zout toestroomt. Bij hogere pekeldruk kan een barst in het zout optreden, als de druk hoger wordt dan de sterkte van het cavernedak aankan. Recent is bij Veendam zo'n barst ontstaan in een cavernedak bij een lagere druk dan waarbij dit voor mogelijk werd gehouden. Dat toont aan dat het niet verstandig is met te grote stelligheid beweringen over de ondergrond te doen die niet te staven zijn met directe observaties. De condities bij Frisia zijn uiteraard anders dan op andere plekken in Nederland, maar de vraag is generiek: hoe (on)waarschijnlijk is het, dat door een barst in het zout-dak de inhoud van een caverne plotseling versneld wegloopt?

SodM heeft aan het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) gevraagd hier onderzoek naar te doen.

Definitief besluit van de minister volgt nog
SodM heeft haar advies ook aan de lokaal betrokken overheden gestuurd, te weten de gemeentes Waadhoeke en Harlingen, de provincie Friesland en het Wetterskip Fryslan. Het is nu aan de minister van Economische Zaken en Klimaat om te bepalen of het verzoek van Frisia om verruiming van de cavernegrootte onder het huidige winningsplan wenselijk is.