NAM moet studie Waddenzee verbeteren

De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) moet uiterlijk 31 oktober 2017 een verbeterde studie inleveren bij Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Op basis van die studie moeten de effecten op de lange termijn kunnen worden voorspeld van gaswinning op de bodemdaling in de Waddenzee. De resultaten van die verbeterde studie moeten ten genoegen zijn van de Inspecteur-generaal der Mijnen (IGM). Anders moet de NAM een dwangsom betalen

De studie die de NAM eerder dit jaar indiende was naar de mening van SodM onvoldoende. Daarmee kon de bodemdaling op de lange termijn niet worden voorspeld. De studie kon dus ook niet gebruikt worden om te bepalen of de bodemdaling binnen de grenzen blijft die in het instemmingsbesluit voor gaswinning in de Waddenzee van de minister zijn gesteld. Daarom was die studie toen ‘niet ten genoegen van de Inspecteur-generaal der Mijnen’.

Van belang is dat de bodemdaling als gevolg van gaswinning wordt gecompenseerd door onder andere afzetting van sedimenten (bijvoorbeeld zand of klei) op de bodem. Dat betekent dat de bodemdaling door gaswinning bij Zoutkamperlaag niet meer mag zijn dan 5 mm per jaar en bij Pinkegat niet meer dan 6 mm per jaar. Op die manier wordt het unieke karakter van de Waddenzee niet aangetast door gaswinning.

De NAM krijgt tot uiterlijk 31 oktober 2017 om een studie op te leveren die wél ten genoegen van de IGM is. Daarna gaat een dwangsom lopen. Deze kan oplopen tot een maximum van EUR 3.000.000,00.
De IGM gaat tot deze dwangmaatregel over omdat hij vindt dat de studie die begin dit jaar is ingediend, echt voldoende had kunnen en moeten zijn.

Als de uitkomsten van de studie aangeven dat de effecten van de gaswinning op de lange termijn negatief of onzeker zijn, dan kan de minister na advies van SodM de winning aanpassen of stopzetten.